Minder bureaucratie, meer tijd voor gezinnen

De Jeugdwet geeft gemeenten en aanbieders een grote mate van beleidsvrijheid. De ervaringen in de eerste periode na de decentralisatie lieten zien dat er veel verschillen bestaan in de gemaakte inkoopafspraken en de inrichting van de administratieve processen. In de Hervormingsagenda Jeugd zijn voorstellen opgenomen om inkoopafspraken en administratieve processen veel meer te standaardiseren.

Administratieve lasten

De diversiteit aan afspraken, contracten en processen leidden tot hoge administratieve lasten voor zorgaanbieders die doorgaans met meerdere gemeenten en regio’s te maken hebben. Zowel op de administratieve ondersteunende afdeling, de financiële afdeling als bij de professionals op de werkvloer. Dit kost veel tijd (en geld), zorgt voor frustratie, gaat ten koste van het werkplezier en het belangrijkste: het gezin of de jongere wordt er niet beter van. 

Administratieve lasten terugdringen via standaarden

Om de lasten te verlichten en partijen te helpen bij de uitvoering, ontwikkelden gemeenten samen met aanbieders een aantal standaarden voor administratieve processen, facturatie en verantwoording. Dat deden ze binnen het programma I-Sociaal Domein (ISD). Helaas blijken de lasten daarmee niet verdwenen. Dat komt door verschillende uitwerking van financieel administratieve afspraken in contracten. Om te komen tot een eenvoudigere administratie is een consistente afhandeling van contracten tot verantwoording nodig. Daarom stelt het ketenbureau ISD in 2022 samen met gemeenten en aanbieders contractstandaarden op. Het doel is het bieden van een samenhangend pakket aan keuzemogelijkheden met voldoende beleidsruimte voor regionale contractering van jeugdhulp. Om administratieve lasten echt te verminderen is het noodzakelijk dat gemeenten en aanbieders gebruik gaan maken van deze contractstandaarden. 

Drie uitvoeringsvarianten: inspannings-, output- of taakgericht

Het ketenbureau ontwikkelde ook drie uitvoeringsvarianten. Deze uitvoeringsvarianten helpen om structuur aan te brengen in het administratieve proces. Ze leggen een verbinding tussen inkoop, zorgadministratie en berichtenstandaarden. Zo kan een gemeente kiezen voor de inspannings-, output- of taakgerichte variant. Als een gemeente in overleg met een aanbieder voor een bepaalde zorg (‘productgroep’) kiest voor een uitvoeringsvariant, spreekt zij daarmee af geheel te werken volgens die uitvoeringsvariant. Juist omdat een uitvoeringsvariant een samenhangende beschrijving geeft, is het niet de bedoeling om selectief om te gaan met onderdelen van de variant.

Door de uitvoeringsvariant consequent te volgen:

  • kan meer op hoofdlijnen worden gestuurd
  • hoeven zorgaanbieders en gemeenten minder maatwerkafspraken te maken
  • komt er een grotere voorspelbaarheid in gewenste en geleverde producten
  • is er meer en sneller zicht op uitgaven en uitputting van budget

1. Inspanningsgerichte uitvoeringsvariant

Bij de inspanningsgerichte uitvoeringsvariant (de tot nu toe meest gebruikte variant) bepaalt de gemeente op welke zorg of ondersteuning een cliënt recht heeft en stuurt ze een toewijzing naar de aanbieder. Daarin is opgenomen welke producten die moet leveren en wat het volume is in tijdseenheden waarin wordt toegewezen, gedeclareerd of gefactureerd. Declaratie of facturatie vindt plaats op cliëntniveau volgens afgesproken en gerealiseerde eenheden: p x q (‘uurtje factuurtje’).

2. Outputgerichte uitvoeringsvariant

Bij een outputgerichte uitvoering komen gemeente en aanbieder overeen dat op basis van een vooraf gedefinieerd product (met een vaste prijs, bijvoorbeeld een traject) of een budget (arrangement per cliënt) de afgesproken output moet worden gerealiseerd. De aanbieder levert aan de cliënt die zorg en ondersteuning die nodig is om de output te behalen. Een (deel van de) declaratie of facturatie vindt plaats op cliëntniveau als afgesproken output (deels) is gerealiseerd. Er vindt geen aanvullende verantwoording op cliëntniveau door de zorgaanbieder plaats.

3. Taakgerichte uitvoeringsvariant

Taakgerichte uitvoering wil zeggen dat de gemeente een taak (of resultaatgebied) voor een populatie of doelgroep neerlegt bij de aanbieder, die de vrijheid heeft om deze taak naar eigen inzicht uit te voeren. In deze variant past geen financiering en verantwoording op individueel (gezins-of cliënt-) niveau. De zorgaanbieder krijgt hiervoor een vooraf afgesproken (al dan niet prestatie-afhankelijk) totaalbedrag.

Om de administratieve lasten te verlagen en daarmee meer tijd te maken voor het leveren van goede zorg is het cruciaal dat bovenstaande varianten eenduidig worden uitgevoerd: een gekozen variant moet van contractering tot verantwoording eenduidig worden toegepast. Dat gebeurt helaas in praktijk nu nog te weinig.

Hervormingsagenda Jeugd

In juni 2023 is de Hervormingsagenda Jeugd vastgesteld. Een belangrijk element in deze agenda is het terugdringen van administratieve lasten en bureaucratie. De voorstellen uit de Hervormingsagenda Jeugd moeten nog verder uitgewerkt en ingevoerd worden.

Woonplaatsbeginsel

Op 1 januari 2022 is de wetswijziging van het woonplaatsbeginsel ingegaan. Het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet regelt welke gemeente (financieel) verantwoordelijk is voor de jeugdhulp. Uitgangspunt is datde gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP), verantwoordelijk is. Deze definitie (die van toepassing is voor jeugdhulp zonder verblijf) is duidelijker en eenvoudiger dan de vorige definitie. Bij jeugdhulp met verblijf is de gemeente verantwoordelijk waar de jeugdige voorafgaande aan zijn verblijf stond ingeschreven in het BRP. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft verantwoordelijk voor de jeugdige en voor de kosten van de jeugdhulp voor deze jeugdige. Omdat de gemeente toegang heeft tot het BRP (en de aanbieder niet), stellen zij vast welke gemeente verantwoordelijk is. Als een jeugdige zorg nodig heeft, dan vraagt de betrokken aanbieder aan een gemeente bevestiging of de betreffende gemeente verantwoordelijk is of zo niet, wie dan wel. Twee weken is een redelijke termijn voor aanbieders (en jeugdigen) om te horen welke gemeente verantwoordelijk is en de zorg betaalt.

Binnenlands Bestuur schreef in januari 2022 een artikel over de zorgen rond de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel jeugd, die op 1 januari van kracht is geworden: ‘Regel eerst de zorg en kijk daarna wie de rekening moet betalen.’ 
Nieuwsbericht woonplaatsbeginsel - Binnenlands Bestuur